Theorie

DE MONTESSORI-WERKWIJZE BIJ JONGE KINDEREN
De ontwikkeling die het heel jonge kind doormaakt is van wezenlijk belang voor zijn verdere ontplooiing. Kenmerkend voor een peuter is dat hij/zij bezig is zijn omgeving te leren kennen. Hoe meer de omgeving daartoe uitnodigt, hoe meer het kind gestimuleerd wordt in het zelfstandig ontdekken.
Naast de thuissituatie kan de peuterspeelzaal hierin een functie vervullen. Er zijn daar immers andere spel- en ontwikkelingsmaterialen en andere kinderen, in een grote(re) ruimte. Het nog kleine wereldje van thuis wordt zo uitgebreid.
In onze peutergroep wordt gewerkt volgens de ideeën van Maria Montessori. Haar leidraad voor het kind is “Leer mij het zelf te doen”. We begeleiden het kind in de ontwikkeling van zijn zelfstandigheid en in het leren dragen van eigen verantwoordelijkheid, natuurlijk aangepast aan de leeftijd en de persoonlijkheid van het kind.
ACTIVITEITEN
In de peutergroep wordt gewerkt met vele materialen, waaronder montessori-materiaal bedoeld voor kinderen vanaf twee jaar. Het kind krijgt volop de gelegenheid om te tekenen, schilderen, plakken en te knippen. Daarnaast is er veel gelegenheid om vrij te spelen met het materiaal wat daarvoor bedoeld is ….
Verder is er elke dag een moment van bewegen, bij voorkeur in een gymzaal. Wij gebruiken daarvoor de gymzaal van Montessorischool De Wegwijzer. Bewegen is voor de ontwikkeling op diverse fronten zeer belangrijk.
In de groep staat een tafel, geschikt om met elkaar aan te zitten, in een grote kring.
Er worden taalspelletjes gedaan, die de ontwikkeling van het spreken en het taalgeheugen (waaronder de woordenschatontwikkeling) stimuleren.


HET ENE KIND IS HET ANDERE NIET …

Een belangrijk kenmerk van de montessori-werkwijze is dat we de aandacht richten op de individuele mogelijkheden van ieder kind afzonderlijk, zijn belangstelling, talenten en voorkeuren. De leidster is geschoold in het begeleiden van individuele kinderen. Zo zal het ene kind wat meer begeleiding en stimulans nodig hebben van de leidster dan het andere kind.




























Door middel van observatie zal de leidster haar didactisch en pedagogisch handelen afstemmen op het kind. Wil het kind een periode alleen maar spelen, dan mag dat. Spelen is immers een zinvolle bezigheid. Wil het kind een lesje met een materiaal, dan krijgt het dat. Zo zal het ene kind een strakkere aanpak behoeven dan het andere ….

REGELS MAKEN STRUCTUUR
Natuurlijk gaat dat alles wel aan de hand van regels. Ook daarin worden kinderen begeleid. Het werk afpakken van een ander kind omdat hij/zij daar nu meteen mee wil werken, kan bijvoorbeeld niet. We leren de kinderen om rekening te houden met elkaar; we leren hen om elkaar te helpen of op elkaar te wachten.
Zodoende past, volgens ons, elk kind in een montessori-peutergroep!


GEVOELIGE PERIODEN
Volgens Maria Montessori heeft het jonge kind “gevoelige perioden”; het heeft bijvoorbeeld op een bepaald moment grote belangstelling voor het herkennen en benoemen van kleuren. Het is dan de taak van de leidster om op deze behoefte in te gaan. Ook kan het zijn dat het kind gevoelig is voor vormen, of voor tellen, of voor …… noem maar op. De leidster haakt in op deze belangstelling, door het kind materiaal aan te bieden of activiteiten zonder materiaal.